Expositie ‘Uit hetzelfde hout’
Gène Eggen, Frans Eggen, Titia Eggen, Anneke Eggen, Coen Eggen
‘Uit hetzelfde hout’
10 juli t/m 16 oktober 2022
Museum Valkenburg presenteert een overzichtstentoonstelling naar aanleiding van het 100ste geboortejaar – vorig jaar – van de veelzijdige, Limburgse kunstenaar Gène Eggen. Voor velen is hij primair een beeldhouwer maar hij was op de eerste plaats opgeleid als schilder, graficus en monumentaal vormgever.
Een aantal kinderen van Eggen is eveneens een artistieke weg ingeslagen. Daarmee voegt de familie zich in een groter gezelschap van kunstenaars waarvan de kinderen in de voetsporen van hun ouder(s) traden. Er worden beelden geëxposeerd van Gène en Frans, installaties van Titia, dichtbundels en collages van Anneke en een collectie etnische textiel van Coen Eggen.
Gène Eggen (1921 Ulestraten – 2000 Maastricht) was een veelzijdig kunstenaar die in tal van technieken werkte, waarbij het scheppen de kern van zijn kunstenaarschap vormde. Velen zien hem primair als beeldhouwer, waarbij aangetekend moet worden dat hij daarin autodidact was. Hij was opgeleid als schilder en graficus, met een open oog voor de monumentale kant ervan. Daarnaast paste hij een breed scala aan technieken toe, inclusief glas-in-lood en mozaïek.
Hij startte in 1943 zijn opleiding aan de Rijksacademie te Amsterdam. Karel Appel, Corneille en Defesche waren jaargenoten van hem. Na zijn studie keerde hij terug naar Ulestraten om er tot zijn dood te wonen en te werken. Zo schiep hij een enorm oeuvre, waarbij niet zelden allerlei technieken gecombineerd werden.
Door de jaren heen bleef Eggen als schilder een palet voeren met kenmerkende kleuren: veel blauw en rood. Dat geldt voor de fors opgezette vroege doeken, landschappen en portretten, maar ook voor de veel ijler geschilderde recentere onderwerpen. In zijn schilderijen is een verloop te zien van vrij donker werk uit de jaren 50, magistrale kleuren in de jaren ’60, naar een rustiger tonaliteit tussen 1970-1990. Daarna verhevigen zich de kleuren weer, met zeer veel rood. Ook in deze schilderijen is Eggen iemand die permanent nieuwe uitdrukkingsvormen hanteerde. Niet bedacht, maar opborrelend uit zijn geest. Werk makend uit noodzaak, omdat het ‘moest’. Daar lag zijn eigenlijke taak: werk scheppen voor iemand die hij nog niet kende. Kunst is per saldo gemaakt om gezien te worden, maar voor Eggen lag de essentie in het máken, niet in wat er daarna mee gebeurde, ook al had veel van zijn werk een persoonlijke functie voor de koper.
De tentoonstelling laat een ruime keuze zien door de tijd en de technieken heen inclusief een inmiddels fameus beeld dat de vrouwen van Srebrenica verbeeldt, en daarmee een aanklacht is tegen oorlog in het algemeen en de nog steeds onvoldoende als oorlogsmisdaad erkende massale verkrachtingen. De bedoeling is dat het beeld een plek in de openbare ruimte krijgt.
Van de kinderen Eggen die in de kunst terecht zijn gekomen is alleen het werk van Frans verwant aan dat van Gène.
Frans Eggen (1952 Ulestraten – 2003 Mechelen) kwam na een druk en veelzijdig leven in 1994 terug naar het ouderlijk huis waar hij een jaar rust zou nemen en tegelijkertijd voor zijn vader stenen zou gaan voorkappen. Bij de eerste steen ontstond al een eigen beeld, naar eigen zeggen ‘omdat hij het gereedschap van zijn vader gebruikte en dat wist de weg’. In de acht jaar tussen 1994 en zijn fatale ziekte heeft hij ongeveer 260 stenen beelden gekapt, die vrijwel allemaal hun weg naar liefhebbers hebben gevonden. Tegen het eind van zijn leven kregen zijn beelden een steeds esoterischer karakter, vol symboliek. Of die wending stand had gehouden zullen we nooit weten.
Zelf heeft hij in een interview gezegd: “Ik ben een paar jaar geleden beeldhouwer geworden. De oorsprong ervan ligt in mijn jeugd, omdat ik ben opgegroeid in een kunstzinnige familie. Vader beeldend kunstenaar en moeder klassiek geschoold zangeres. Toen ik een jaar of zes was mocht ik letterlijk ‘de plaat poetsen’. De glasplaten schoonmaken, de inktplaten en de lino’s poetsen en van de houtsneden de inkt verwijderen. Toen ik wat ouder was, mocht ik het linnen opspannen, lijstjes maken en papier snijden. Later mocht ik met scherper gereedschap werken. Het voorkappen in hout met het bijltje en de gutsen. Daarna ook het werken met steen, maar dat is natuurlijk zwaarder. Je moet wel fysieke kracht hebben om in steen te hakken. Ik heb in mijn jonge jaren wel een beetje geboetseerd. Ook heb ik bij het schilderen een beetje met kleuren geëxperimenteerd, maar nooit de ambitie gehad om in de kunst te gaan. Misschien ook wel omdat ik zag dat het een heel hard leven was. Het was vechten om rond te komen met zo’n groot gezin”.
Van Frans worden beelden geëxposeerd, die zijn korte bestaan als beeldhouwer laten zien.
Titia Eggen (1954, Ulestraten) volgde een opleiding in een geheel andere sector maar haar bestemming bleek ook in de kunst te liggen. In de loop van de tijd ontstond werk dat ver af ligt van haar huidige. Over het actuele werk zegt ze zelf: “Mijn werk is conceptueel van aard en gaat over de plek waar je bent. Uitgangspunt is telkens een bepaald facet van het ongrijpbare en vluchtige ‘ergens zijn’ in het moment. Haar werk bestaat uit vloerbeelden en denkbeeldige reisnotities in de vorm van collages, boekjes, video en wandinstallaties. De vloerbeelden zijn installaties die met losse delen op de grond worden gevormd.
Anneke Eggen (1953, Ulestraten) heeft als dichter een groot aantal bundeltjes uitgegeven in eigen beheer, soms als drukwerk, soms in de vorm van doosjes waarbij de gedichten voorzien zijn van eigen druksels of collages. Daarnaast heeft ze ook losstaande collages gemaakt. Een van haar gedichtenbundels is geïllustreerd door Gene Eggen. Over zijn dood en die van broer Frans heeft ze gedichten geschreven in speciaal aan hen gewijde bundeltjes.
Coen Eggen (1949, Ulestraten) is volledig autodidact en sinds 1969 actief als museumconservator, tentoonstellingsmaker, monumentenzorger, bouwhistoricus, vakwerkbouwspecialist, stroopstoker en beheerder van het erfgoed van Gène Eggen.
Coen is geen kunstenaar maar een verzamelaar en documentalist. Professioneel voor historische musea, maar al 55 jaar vooral als gepassioneerd collectioneur van textiel uit Afrika en Azië. Waar zijn vader de hele wereld tegenkwam in een straal van vijf kilometer rond zijn huis in Ulestraten, haalde Coen de hele wereld naar binnen door zijn textiel, die hem kennis en grote bewondering en waardering opleverde voor niet-westerse culturen. Met zijn vader heeft hij het niet-reizen gemeen.
De passie voor etnische textiel is een gevolg van de confrontatie met stukken die zijn vader al in zijn studietijd in Amsterdam kocht. Daarnaast maakte Gène in het begin van zijn kunstenaarsbestaan zelf ook werk in textiel. Ook dat vormt een verbinding.
Bij gelegenheid van deze expositie gaat Coen een groot aantal werken van zijn vader ‘doorgeven’. Mensen mogen werk meenemen, maar worden wel geacht een donatie over te maken op een rekening waarvan de gehele opbrengst gaat naar projecten die zich focussen op hulp aan verkrachte vrouwen. Hun ellende vult met te grote regelmaat onze nieuwsmedia zoals ook nu – anno 2022 – in Oekraïne.